De vernielzuchtige mens
Je kan het begrip zorgmijding omschrijven als overlevingsstrategie van mensen die
permanent op de reservebank zitten van het leven. Bij bijna alle casuïstiek is
kenmerkend dat deze mensen al een paar nul achterstaan vanaf hun geboorte. Het
lukt de ouders niet om in te spelen op de behoeften van hun kind. Dit heeft gevolgen
voor de ontwikkeling en is later merkbaar en voelbaar in het contact maken met
anderen. Je voelt de vervreemding. Het is een patroon waarin deze mensen het
gevoel hebben dat ze van de samenleving en haar instituties niet meer veel hoeven
te verwachten. Het vertrouwen en geloof is weg.
De uitdaging van ons kleinschalige team is om met passie, energie, plezier, veel tijd
en aandacht en kleine caseload een gezamenlijke koers te varen, samen met
betrokken netwerkpartners. Zo stellen we de belangen van zorg en veiligheid voor de
betrokkenen voorop en vergroten we de sociale wendbaarheid. Het hulpverlenen
binnen het FIT is een vorm van “Carte Blanche”. Geen bemoeienis, maar doen wat
nodig is met vrijheid en eigen inzicht. De uitdaging is om gezamenlijk het tij te keren
van zorgvermijding naar vertrouwen en van het onvermogen, ‘zorgverlamming’ naar
het vermogen om verantwoordelijkheid te nemen en initiatief te tonen.
Stuk maken
Het permanent op de reservebank zitten van de samenleving lijkt ons een vreselijk
gevoel. Een gevoel van spijt, verdriet, schuld, frustratie, boosheid, vrees, schaamte,
pijn, teleurstelling, angst en onmacht. Het zijn gevoelens die universeel zijn en die tot
gevolg hebben dat de betrokkenen in de overlevingsmodus terechtkomen en hun
talent verspillen op de straat, in de gevangenis, in de psychiatrie, in de
verslavingszorg, en maatschappelijke opvang. Daar waar je eigenlijk niet wilt zijn.
Opvallend bij alle betrokkenen die door het FIT begeleid worden is de destructiviteit,
het afbrekende, verwoestende en vernielzuchtige karakter. Jezelf ‘helemaal’ kapot
maken. Ik herken die destructiviteit wel. Soms lijkt het wel of destructiviteit zit
ingebakken in de menselijke natuur.
Ik kijk naar mijn eigen ontwikkeling in mijn jeugd. Opleiding niet afmaken, fikkie
steken, voetbalplaatjes stelen, ontkennen dat ik iets gedaan had, vechten en ga zo
maar door.
Tegelijk zie ik mijn zoon nog voor me, toen hij een jaar of twee was. Hij zit rustig te
kleuren als hij ineens, uit het niets, een schaar pakt waarmee hij het kleurpotlood wil
doorknippen. Met een verbeten gezicht zegt hij: ‘Stuk maken’. Of ik kijk naar mijn
kleinkind van 1 jaar, die blokken op elkaar zet en ze vervolgens keer op keer
omvergooit. Het gekke is dat ik er nog van geniet ook als hij onder de tafel zit en met
houten voorwerp hard timmert op de stalen poot van de tafel. Hij krijgt aandacht en
de crux is natuurlijk dat er geen nare gevolgen aan vastzitten.
Kijk dan naar mensen die auto’s in de brand steken bij een feestelijke gelegenheid,
zoals de nieuwjaarsviering. Waar komt die destructiviteit nu vandaan? Is het protest?
Is het aandacht?
Stilstaan
Regelmatig staan we in het FIT team stil bij het fenomeen ‘destructiviteit’. Het
verbaast ons, het verwondert ons. Hoe komt het dat de gasten die wij bedienen zich
veelvuldig op de rand van de afgrond brengen? Waar komt dit toch vandaan?
Onbegrip? Het niet weten! En hoe kunnen we dit kantelen?
We worden wat betreft ons onbegrip en verwondering keer op keer op onze wenken
bediend. Een greep uit onze logboeken.
“Collega`Marie-Janne wordt gebeld. Het gaat niet goed met hem. Ze gaat naar de
33-jarige man toe in het park. Hij ziet eruit als een jongen van 15, tenger. Hij is zwaar
onder invloed, wankelend, hij kan niet meer op zijn benen staan. Een groep van 10
gelijkgestemden hangt als een groep hyena’s om hem heen. Ze willen zijn bankpas
en dat hij zijn rekening leeghaalt om drank uit te delen.”
“Een dame op de app die ongelooflijk tekeergaat en eenieder van ons vanuit het
niets aanklaagt en naastbetrokkenen stalkt en heftige aantijgingen doet op sociaal
media.”
“Een 35-jarige man die een halve liter GHB naar binnen weet te werken en met een
overdosis vernielingen aanricht bij een supermarkt en de ruiten ingooit bij een
opvang. In het ziekenhuis geeft hij de verpleegkundigen handenvol werk en na een
paar uur schuift hij de verantwoordelijkheid door naar anderen.”
“Een 34-jarige man, die op een gesloten afdeling verblijft. Hij draait zijn dag-en-nacht-
ritme om en kijkt tot in de vroege uurtjes films op zijn mobiele telefoon. En hij
verklaart “er is hier toch niks te doen op de afdeling.”
“Een 60-jarige man, die zegt dat hij al wist dat het vanaf zijn 12e niet goed bij hem
zat en daarom vele liters alcohol heeft ingenomen en verwacht dat anderen zijn
problemen voor hem oplossen.”
“Een stel dat een pracht van een flatje krijgt en binnen een half jaar tijd hun
ongenoegen op elk gebruiksvoorwerp hebben gebotvierd en doodleuk zeggen: ‘jullie
wisten het toch.”
“Een 30-jarige man die een woning krijgt en zijn woning sloopt. Gaten in deuren
slaat, lichtknopjes stuk maakt en ga zo maar door.”
“Een moeder die zonder blikken of blozen vertelt dat ze elke week met haar dochter
uit stelen ging. En nu aangeeft dat haar dochter zo gek doet.”
Dit zijn maar een klein aantal voorbeelden van de, zo lijkt het, kapotmakende mens,
de slopende mens. Ze maken rommel die door anderen moet worden opgeruimd. In
contrast daarmee zou het ons een goed gevoel moeten geven dat we iets
constructiefs kunnen bijdragen aan hen en aan de maatschappij. Maar het voelt niet
zo. We vragen ons steeds meer af: waar komt dit vandaan? Hebben we zoveel
vertrouwen in de veerkracht van het lichaam dat het allemaal wel goed komt met het
vernielzuchtige van de mens? Gaat het om aandacht, net zoals bij kinderen, alleen
dan uitvergroot met consequenties? Of is het de gewoonte die ze hebben
meegekregen?
(Over)leven met je familie
Het lukt een bepaalde groep ouders niet om hun kinderen liefde, veiligheid, steun en
begrip te geven. Vaak is dit wat we noemen een roulerende rekening, een rekening
die steeds weer aan een nieuwe generatie wordt gepresenteerd. Kinderen hebben
de drang om zich met anderen te verbinden. Ze kunnen niet anders. Daarom
ontwikkelen kinderen een stijl van omgang met anderen waarmee ze aan hun
behoeften kunnen voldoen, of althans aan een deel van die behoeften. We leren
door te imiteren en als je het nuchter bekijkt is dat één van de meest fundamentele
sociale vaardigheden. Zou je het zo kunnen zien dat wat niet gelukt is in het verleden
in de afstemming met de ouders nu is terug te zien en te voelen in de verbinding die
deze mensen met ons aangaan? Is het trauma een blauwe plek, waar je nu nog
geestelijk en lichamelijk last van hebt? Je wilt daar erkenning voor, want je vindt dat
je recht had op een mooie jeugd. Alleen kun je die mooie jeugd achteraf niet meer
opeisen. Die tijd is definitief voorbij. Wie dat niet kan accepteren en daar niet
volwassen mee omgaat, kan alleen maar boos worden en anderen verwijten maken.
Terwijl die anderen ook zo hun eigen sores hadden en hebben. Daardoor kunnen ze
niet goed op die verwijten reageren, zodat alles nog eens wordt versterkt en
uitvergroot.
De Vuilnisbak
Bemoeizorg is meer dan alleen het toeleiden naar. We moeten het langdurige
verwerkingsproces proberen te begrijpen. Wanneer we hun gevoelens en
gedragingen begrijpen zijn we beter in staat hen te ondersteunen, alleen daar waar
het nodig is. We kunnen dan een sociale leefcontext creëren waarbij de angsten en
nare gevoelens zo weinig mogelijk de kop opsteken. Maar we zouden hen ook
moeten helpen om hun eigen erfenis van hun geschiedenis te accepteren. Anders
blijven ze zich steeds maar weer in een oorlogsgebied storten.
Wanneer je je eigen blessures, wonden en zwakke plekken kent, ben je beter in staat
om volwassen keuzes te maken. Ga ik meer van hetzelfde doen of ga ik wat anders
doen? Hoe om te gaan met het ‘mooie’ van het leven en hoe kan ik dat in zicht
houden als het weer even moeilijk wordt? Het leren om een joggingbroek aan te
doen, niet naar buiten te gaan, maar op de bank te gaan zitten en met je benen op
de tafel naar een serie te kijken. Leren voor jezelf te koken.
Het zijn vanzelfsprekendheden die dat voor hen niet zijn. Rokus Loopik en ik hadden
een keer een prachtig plaatje gemaakt van de levenslijn. Aan de onderkant van het
plaatje stond een vuilnisbak. Die vuilnisbak kan je ook afbeelden als de bagage, of
de rugzak, die iemand draagt en waar menigeen aan gehecht is. Die bagage kan je
alleen lichter maken als je op reis gaat in het hier en nu en nieuwe omstandigheden
creëert. Accepteren dat je met de schade dient te leren leven en dat je opnieuw
gekwetst en verlaten kan worden. De stemming van boos, van wrok, bitterheid en
opnieuw de slachtofferrol met vernielzucht als toetje. Het weer leren vertrouwen, het
weer leren liefhebben. Want zonder liefde is het leven waardeloos.
Ontdekkingstocht
De ontdekkingstocht waar we met het FIT mee bezig zijn, is hoe wij hen, die een
soort privé-oorlog hebben meegemaakt, kunnen ondersteunen in hun herstel, terwijl
het netwerk, weliswaar vanuit een goede intentie, veelal patroonmatig steeds weer
hetzelfde doet. Uitstoting, opnames, agressie, boosheid, verdriet is dan het zoveelste
wat hen overkomt. Zij doen niets nieuws in hun gedragingen. Het is aan ons om het
anders te doen. Angst voor nabijheid, intimiteit, angst voor afhankelijkheid,
verontwaardiging, wantrouwen, schuldgevoel en schaamte zijn een logisch gevolg
van wat men heeft meegemaakt.
Afstemming
De gedachtentafel – zo kan je het noemen – gaat dan alle kanten op van de FIT-
medewerkers. We reflecteren en discussiëren met elkaar om het te begrijpen en hoe
we ons dienen te verhouden tot hen. Hoe we ons dienen te verhouden tot vermijding,
boosheid, vernielzucht, bizar gedrag, misbruik van alcohol, drugs, dakloosheid,
trauma’s zoals mishandeling en hoe kunnen we de context kantelen zodat diegene in
zijn volwassen competente kracht komt en zichzelf kan geruststellen. En niet vanuit
zijn trauma en overlevingskracht reageert, maar vanuit zijn volwassen, gezonde deel.
Het voorkomen van structureel ingrijpen is een leidraad. Het voorkomen van ingrijpen
is helaas niet altijd mogelijk. Gedragingen waarbij we menig keer de handen voor
onze ogen slaan van verbijstering, verwondering en onbegrip en het niet weten. De
gevoelens die alle kanten opgaan van mededogen, pijn tot onmacht. Zoekend zijn we
dan naar verklaringen, grip en begrip.
Vaste grond
De bagage in die rugzak lichter maken is de uitdaging van de hulpverlener in de
bemoeizorg. Zorgen dat we de last niet overnemen maar vragen of we enthousiast
mee mogen op reis. Faciliteren en ondersteunen door middel van aandachtige
betrokkenheid, onthaasting, geduld, je niet weg laten sturen. Dat is voor de FIT-
medewerkers een ontdekkingsreis waarbij ook hoort dat we toegeven dat we het ‘niet
weten’.
Wat we wel weten is dat we toe willen naar de ontwikkeling dat men leert met zichzelf
te leven en niet altijd de gevoelens wil wegdrukken. Dat is zelfbeschikking. Het is
samen vaste grond onder de voeten vinden, waarin iets anders, iets moois wortel kan
schieten en kan opbloeien.
Harry Gras mede namens het FIT