Het is de laatste week van onze reis. De reis ervaar ik als één grote geleefde ervaring, waarbij niks is wat het lijkt. In die laatste week bezoeken we twee dorpen in het district Morogoro in Tanzania. Tussen de dorpelingen wonen mensen met albinisme. Zoals ik al in het vorige artikel in Straatnieuws vertelde, word je niet echt vrolijk als je albinisme googlet. Je leest de meest vreselijke zaken en in mijn hoofd vorm ik er een beeld van.
De twee projecten die we bezoeken zijn het initiatief van stichting ADRA. Een soort kruising tussen het Rode kruis en het Leger des Heils. Het project is simpel. De mensen met albinisme kunnen een bedrijfsplannetje indienen. Er worden dan 7 mensen uitgekozen die elk 80 euro krijgen om hun bedrijfje te kunnen starten.
Wij waren getuigen van de uitgave van het geld, wat plaatsvond in een bouwval, genaamd gezondheidscentrum. Van die 7 mensen werd er één leider aangewezen met albinisme die samen met stichting ADRA monitort hoe de zaken gaan. Zelf doen en vertrouwen spelen hierbij een grote rol.
Een feest vol trots
Al mijn aannames en alles wat ik had gelezen via Google werd onderuitgehaald. De uitreiking van de 80 euro werd een empowerment show. Deze mensen werden neergezet als rolmodellen voor de mensen van de albinismegemeenschap. Het bijzondere van hun uiterlijk vervaagde bij mij al na vijf minuten. Ze spraken vol trots over het bedrijfje dat ze gingen opstarten of al waren begonnen. Zoals het verkopen van geiten, bonen, maïs of handschoenen.
In een klein hokje van 5 bij 4 werd met 12 mensen een feestje gevierd. De trots over het feit dat ze geselecteerd waren, voelde ik tot in mijn botten. Soda en koude patat waren een traktatie.
Hoe bijzonder het was, merkte je ook door het vele volk dat bij de deuropening stond. Iedereen was nieuwsgierig naar wat er allemaal gebeurde. Op zo’n moment had ik wel onzichtbaar willen zijn en luisteren wat ze allemaal tegen elkaar konkelen.
Een warme deken
Wat dat betreft werd ik aangenaam verrast, want er werd niet gesproken over kwetsbaarheid, handicap of over wat mensen niet kunnen. Ze spraken veel meer over zelfvertrouwen kweken. De sfeer was aangenaam, er werd veel gelachen en hun relativeringsvermogen voelde als een warme deken.
Als rechtgeaarde westerling stelde ik de vraag over hoe ze mentaal omgingen met alle discriminatie waarover ik had gelezen. Maar de oudste van het stel keek me even aan.
‘Harry jij moet jezelf toch ook accepteren.’
Luisterende hulpverlening
Dit bezoek heeft zo een enorme toegevoegde waarde gekregen voor mijn visie op hulpverlening:
Mensen met of zonder een beperking moeten het leven kunnen leiden dat ze willen en wij als hulpverlener moeten onze onuitwisbare drang om te helpen door te snel in oplossingsmodus te schieten in de ijskast kunnen zetten. Een luisterende hulpverlening is daarbij een must, in samenwerking met mensen met geleefde ervaring. Daarbij gaan we uit van competentie en dat mensen deugen. Niks geen gepamper of zielig gedoe.
Een mooi voorbeeld van wat ik bedoel is de jongeman uit Ruinerwold, die daar jarenlang veel schade heeft opgelopen. Hij belde meerdere keren de hulpverlening, maar die luisterde niet. Een niet luisterende hulpverlener was een sta-in-de-weg. Ze wilde hem gelijk in een traject zetten, maar hij zei: ‘Ik was daar nog niet aan toe, misschien over twee of drie maanden, ik wilde mijn verhaal kwijt, een luisterend oor.’